Ontwikkelingsfasen in de beoefening van taiji/qigong

Een van mijn eerste taiji leraren, ik meen dat het K. S. Ho was, onderscheidde drie niveaus van taiji/qigong leraarschap: instructeur, leraar en meester. De instructeur is een vaardige beoefenaar met een beperkt inzicht in de discipline maar over genoeg deskundigheid beschikt om die te kunnen onderwijzen. De leraar heeft door intensieve training, studie en contemplatie, diepgaand inzicht in de discipline verworven. Die kan het hoe en waarom uitleggen. De meester onderscheidt zich van de leraar door de unieke kwaliteiten die hij/zij heeft ontwikkeld waardoor de discipline verrijkt wordt met een nieuwe dimensie.

In haar recente boek Chinese wijsheid in een balletje, het spel van Tao, schrijft Bettine Vriesekoop, oud Europees kampioen tafeltennis, dat Chinezen en Japanners drie stappen kennen op weg naar het meesterschap. Dit zijn: ‘inprenten, losmaken, overtuigen’. Ofwel: leer de techniek, breek de techniek, zet de techniek naar je hand. Welke discipline men zich ook eigen wil maken, of het nu brood bakken, gitaar spelen of boogschieten is, uiteindelijk leidt elk ontwikkelingsproces tot moeiteloos handelen. In de Chinese traditie worden de drie fasen geassocieerd met di, aarde, ren, mens, en tian, hemel.

De taijibeoefenaar leert in de di-fase de taiji-vorm en de martiale toepassingen. De qigongbeoefenaar leert een of meerdere qigongmethoden. Deze leert een breed pallet aan qigongoefeningen: Daoyin (bewegingsoefeningen), Zhan Zhuang (oefeningen waarbij de beoefenaar gedurende enige tijd in een specifieke houding staat, zit of ligt), ademhalingsoefeningen, oefeningen met klank, meditatie en zelfmassage.
Taiji- en qigongoefeningen worden eindeloos vaak herhaald. Daarbij wordt de aandacht steeds op een deelaspect gevestigd. Dit kan zijn: voetpositie, voetafstand, bewegen vanuit het bekken, loodrecht boven elkaar stapelen van de verschillende lichaamsdelen, ontspannen van de spieren, verruimen van de tussenwervelruimten en gewrichtsruimten. Alleen zo kan de beoefenaar de oefeningen zich helemaal eigen maken. Zo kan het lichaamsbewustzijn, mentale kracht en qi zich ontwikkelen. In samenhang hiermee neemt het vermogen toe van het lichaam zich te bevrijden van belastende factoren.

De di-fase begon bij mij in 1980. De eerste zeven jaren volgde ik les bij verschillende leraren die ieder op hun eigen wijze bijdroegen aan mijn ontwikkelingsproces. Van hen leerde ik de gemodificeerde taiji-vorm van Cheng Man-ch’ing en enkele qigongoefeningen. Later, toen ik les volgde bij Dr. Shen Hongxun, leerde ik de oorspronkelijke taiji Yang-vorm, TongJia, Taijiwuxigong, Wu Xing Qi, Yi Jin Jing, YinLong, oefeningen met klank en verschillende meditatiemethoden, waaronder Daoïstische, Tiantai en Chan (Zen). meditatie. E Mei leerde ik van Shen Jin, XiaoJia vanInge van den Eynde en TaijiGun, middellange stokvorm, van Zhengyu. Via YouTube leerde ik TaijiShan, de waaiervorm.

De ren-fase is de fase waarin de beoefenaar een grote vaardigheid bereikt in de beoefening. De verschillende aspecten die aanvankelijk apart werden geoefend, raken meer en meer geïntegreerd. In deze fase is de beoefenaar toe aan het oprekken van de grenzen van zijn/haar mogelijkheden en gaat zich steeds meer specialiseren. De beoefenaar focust dan in het bijzonder op het martiale, spirituele- of gezondheidsaspect van taiji/qigong.

In de ren-fase bereikte ik een grote vaardigheid in de beoefening van taiji en qigong. Ik onderzocht de taiji principes zoals ik die van Dr. Shen had geleerd en ben die in mijn eigen woorden gaan verwoorden. Ik formuleerde die als: ‘het tot het uiterste vergroten van yin/yang en deze polen in een dynamische balans houden, tegelijkertijd en achter elkaar’. Al oefenende ontdekte ik dat yin/yang alleen tot het uiterste kunnen worden vergroot als zij binnen een steeds kleinere bandbreedte en met steeds grotere snelheid elkaar afwisselend domineren. Door dit te doen, rekte ik de grenzen van mijn taiji/qigong mogelijkheden steeds meer op. Mijn mentale kracht, lichaamsbewustzijn en vibratiekracht namen toe en mijn bovenste dantian ontwikkelde zich tot een uiterst verfijnd zintuig en informatieverwerkingscentrum. De verworven capaciteiten ben ik vooral gaan gebruiken voor behandeldoeleinden. Taiji en qigong werden voor mij steeds meer instrumenten voor het ontwikkelen van helende vermogens.

In de tian-fase beheerst de beoefenaar de discipline tot in de finesses, heeft de hemel bereikt. De uitvoering is spontaan, nagenoeg moeiteloos en krijgt navolging. De beoefenaar maakt zich los van de leraren door wie hij/zij is gevormd.

In de loop van de tijd namen de spontane bewegingen in mijn beoefening af en werden subtieler. In deze fase, de tian-fase, nam mijn mentale kracht verder toe. Reeds bij een geringe intentie komt de qi krachtig in beweging. In deze fase ontdekte ik dat yin/yang alsmaar verfijnder op elkaar kunnen worden afgestemd door mentale ontspanning (Zhi, stoppen) en heldere aandacht (Guan, kijken) op steeds subtielere niveaus te stabiliseren. Mijn beoefening is er steeds meditatiever door geworden.
Op subtiele niveaus van mentale ontspanning en heldere aandacht produceert het lichaam hoge vibratiefrequenties. Deze frequenties maken het mogelijk dat nog subtielere niveaus gerealiseerd kunnen worden. Het bovenste- en onderste dantian gaan elkaar dan op steeds verfijndere wijze balanceren. In dit proces kan de oorspronkelijke geest zich ontvouwen en zijn hemelse kwaliteiten van openheid en helderheid tonen.

Tijdens mijn taiji/qigong beoefening en therapeutisch werk produceer ik in mijn lichaam zeer hoge vibratiefrequenties. Bij deze frequenties is de informatie-uitwisseling in mijn lichaam en als ik behandel, tussen mijn lichaam en dat van de cliënt, heel precies. Zoals een beeld dat uit zeer veel pixels bestaat meer details laat zien dan een beeld met weinig pixels, zo is de informatie-uitwisseling met hoge vibratiefrequenties veel preciezer dan bij lage frequenties. Met hoge vibratiefrequenties kan ik doordringen tot de oorsprong van de energetische verstoring bij mijn cliënten, daar waar yin/yang uit balans zijn geraakt. Alleen zo kan ik mijn cliënten effectief behandelen.

Een vroegere leerling van mij noemt mij nog altijd sifu (meester) en dat vind ik heel vleiend. Of ik een meester ben, laat ik aan mijn leerlingen over ter beoordeling.

Blog



Volg ons


Meld je aan voor de nieuwsbrief

* Verplicht veld