Blog
Aan het eind van het vorig jaar, op 24 december 2016, luisterde ik naar een marathoninterview op de radio met de bekende Sinoloog Kristofer Schipper.
Herhaaldelijk zei hij dat het Westen veel van China kan leren en dat wij, zonder het te beseffen, veel van de Chinezen hebben geleerd en overgenomen.
Een van de onderwerpen waarover hij sprak, ging over de Chinese beschermde natuurgebieden. Voor mij was het volkomen nieuw dat het in deze gebieden al bijna tweeduizend jaar verboden is om te jagen, grond te ontginnen, planten te plukken en afval te dumpen. In tegenstelling tot het Westen, kent het natuurbeheer in China een lange traditie; een traditie die is geworteld in het Daoïstische gedachtegoed. Zo rond de achtste eeuw na Christus telde China meer dan honderdvijftig van deze gebieden en die zijn er nu nog bijna allemaal. Vele herbergen met uitsterven bedreigde dieren en planten.
Van oudsher werd de conditie van deze natuurgebieden gezien als een belangrijke indicator van het welzijn van de gehele natie.
Wat Kristofer Schipper in dit interview niet vermeldde, is dat zich momenteel elders in China een ecologische ramp voltrekt.
Het Daoïsme, dat staat voor niet storend handelen en het laten zijn van wat is, zoals dit vanuit zichzelf is, kan wellicht fantastische oplossingen bieden voor deze zorgwekkende ontwikkeling; niet alleen in China zelf maar ook elders in de wereld.